Over Attila’s, Jakka’s en Faucons: innovatie heeft een proces nodig
Met de komst van Google Earth dacht plotseling iedereen dat die zelf cartograaf was en werd het Nationaal Geografisch Instituut (NGI) serieus uitgedaagd om zich van haar innovatieve kant te laten zien. Door internationaal te benchmarken en goed te luisteren naar de eindgebruikers, heeft het instituut haar toegevoegde waarde weten te versterken. Het NGI heeft geleerd dat effectieve innovatie een gestructureerd proces nodig heeft om interne weerstand te overwinnen. Ontdek het hier in het interview met Ingrid Vanden Berghe, administrateur-generaal van het NGI.
door Nido
Wat betekent innovatie voor jou?
Ingrid: Innovatie is voor mij het constant in vraag stellen van de manier waarop je dingen doet. Het gaat over het onderzoeken of je het met de nieuwste inzichten, technologieën, wetenschappelijke ontwikkelingen of managementstrategieën beter kunt doen. Steeds met als doel om meerwaarde, betere kwaliteit, efficiëntere resultaten of kostenbesparingen te realiseren. Innovatie betekent ook nieuwe dingen doen die vroeger niet mogelijk waren, maar nu wel, omdat er een vraag naar is. In dit proces om voortdurend verbeteringen te zoeken, moet je vernieuwend denken, testen, proof of concepts (PoC’s) uitvoeren en experimenteren.
Ik geloof in onze capaciteit om veranderingen te omarmen. Innovatie werkt wanneer er een proces is om iets nieuws te introduceren.
Maar op het moment dat we besluiten om dingen anders aan te pakken, stuiten we vaak op interne weerstand. Sommige collega’s hebben zelfs bijnamen gekregen, zoals ‘Attila’, omdat ze een nieuwe werkwijze voorstelden. Hoewel we daar soms om lachen, toont dit aan dat weerstand tegen verandering een belangrijk obstakel is bij innovatie. We kunnen eindeloos praten over die weerstand, maar de kern van innovatie ligt in het herkennen van kansen die relevant en haalbaar zijn.
Ik geloof in onze capaciteit om veranderingen te omarmen. Innoveren is maar mogelijk wanneer er een proces is om iets nieuws te introduceren. Bij het NGI hebben we ook veel baat gehad bij ons internationale netwerk van soortgelijke organisaties. Dit netwerk helpt ons om ervaringen en ideeën uit te wisselen, wat cruciaal is om succesvol te kunnen innoveren. Zo’n sterk internationaal netwerk is volgens mij essentieel voor innovatie.
Je hebt zo vlot de overgang gemaakt naar het volgende onderwerp: de drijvende krachten en obstakels voor innovatie. Je sprak over het belang van een sterk internationaal netwerk. Kun je daar iets meer over vertellen?
Ingrid: In België heeft het NGI weinig vergelijkbare partners. Internationaal ligt dit anders; peers delen dezelfde uitdagingen zonder concurrentie, wat een open uitwisseling van successen en mislukkingen bevordert.
Het NGI heeft veel geleerd in EuroGeographics, het Europese netwerk van cartografische en kadastrale agentschappen. Vroeger hadden we bijvoorbeeld weinig objectieve kwaliteitsfuncties en ontbrak het ons aan een gestructureerd systeem, ondanks een hoog kwaliteitsbewustzijn. Door iemand aan te nemen die geïnteresseerd was in kwaliteitscontrole en haar in het internationale Knowledge Exchange Network voor kwaliteit te betrekken, leerde zij van collega’s uit grotere agentschappen hoe ze dat aanpakten, en was zij in staat om onze afdeling kwaliteitscontrole op te zetten.
Een sterk internationaal netwerk is essentieel voor innovatie; het delen van ervaringen en ideeën bevordert een open uitwisseling van successen en mislukkingen.
Deze afdeling is cruciaal geworden nu we steeds meer externe data integreren. We gebruiken automatische systemen voor kwaliteitscontroles en voeren verificaties uit via luchtfoto’s of in he veld. Deze innovatie heeft onze werkwijze fundamenteel verbeterd en de organisatie getransformeerd. We konden ons namelijk onderscheiden van concurrentie.
Zie je nog andere drijvende krachten om te innoveren binnen de overheid?
Ingrid: Zeker. Een belangrijke drijfveer voor het NGI is de evolutie van de sector en de markt. De komst van Google Earth had een enorme impact. Opeens leek het alsof iedereen een cartograaf kon zijn. Een minister vroeg eens waarom we zoveel geld uitgeven aan iets dat Google al doet. Ik legde uit dat Google klant bij ons is en hun gegevens van ons krijgt. Tussen haakjes, tot nu toe betaalde Google daarvoor, maar vanaf volgend jaar niet meer vanwege het open data-beleid. Dan zal de belastingbetaler moeten bijpassen, maar de regering heeft nog geen beslissing genomen over hoe dat budget bij ons zal terechtkomen.
De druk om onze rol in vraag te stellen heeft het NGI uiteindelijk sterker gemaakt.
Ik vertelde de minister toen ook dat ik niet in een vliegtuig zou stappen als de piloot met Google Maps navigeert. Voor gewone dingen zoals fietsen is Google Maps prima, maar voor luchtvaartnavigatie wil je toch meer gevalideerde kwaliteitsdata gebruiken.
De kwaliteit van de data in Google Maps is enorm verbeterd, wat ons nog meer dwingt onze rol te herzien. Mensen willen direct toegang tot online data en denken dat het altijd up-to-date is. Vroeger beslisten wij wat voor iedereen nodig was; nu moeten we inspelen op de markt. Google Earth heeft geodata en geotools toegankelijk gemaakt voor iedereen, wat de markt exponentieel doet groeien. Dit brengt zowel kansen als bedreigingen met zich mee. Als organisatie moet je steeds heruitvinden hoe je toegevoegde waarde kunt blijven bieden. Innoveren is daartoe de sleutel.
Is er binnen de overheid behoefte aan een grootschalig ambitieus project, een moonshot, om vooruitgang te boeken? Ik hoor dat er veel beweegt en zie dat het NGI in een concurrentiepositie zit. Wordt er voldoende ambitie getoond binnen de federale overheid?
Ingrid: Ik denk dat de moonshot ons na de verkiezingen zal worden opgelegd door de politieke situatie, met het debat over regionalisatie en confederalisme, wat het federale niveau zal destabiliseren of immobiliseren. Bovendien hebben we weinig geld, waardoor we gedwongen worden onszelf te herzien. Bij het NGI hebben we ons 20 jaar geleden al eens moeten heruitvinden, onder meer door concurrentie van de gewesten, die vanwege onze traagheid toen eigen structuren begonnen op te bouwen. We hebben onze niche moeten vinden en dat redelijk goed gedaan, vind ik. De druk om onze rol in vraag te stellen heeft ons uiteindelijk sterker gemaakt.
Wat zijn de grootste uitdagingen die het NGI tegenkomt bij het balanceren tussen innovatie en het behoud van efficiënte en stabiele dienstverlening?
Ingrid: Er is altijd een spanning tussen het uitvoeren van bestaande taken en het doorvoeren van nieuwe ideeën. Medewerkers zien vaak snelle oplossingen en denken dat deze eenvoudig te implementeren zijn, maar tegelijk steken ze hun nek niet uit om het echt te doen.
Een interessant fenomeen dat je in alle organisaties ziet: de zogenaamde ‘jakka’s’ en ‘faucons’. Jakka’s zijn degenen die roepen ‘il n’y a qu’à faire…’ (‘er moet alleen maar dit of dat gebeuren…’), terwijl faucons aandraven met ‘il faut qu’on…’ (‘men zouden moeten…’).
Dit interessante fenomeen zie je in alle organisaties: de zogenaamde “jakka’s” en “faucons”. Jakka’s steken de kop op als iemand zegt “il n’y a qu’à faire…” (“er moet alleen maar dit of dat te gebeuren…”), terwijl faucons opduiken waar “il faut qu’on…” (“men zou moeten…”) wordt gebruikt. Beide types veroorzaken frustratie omdat er vaak geen rekening wordt gehouden met de complexiteit van implementatie en de eigen verantwoordelijkheid niet wordt erkend. Innovatie vereist meer dan alleen een idee of een plan; het vraagt om een diep begrip van de praktische, juridische en organisatorische implicaties en een echt engagement. Het volgen van een innovatieproces kan hieraan tegemoet komen.
Een laatste vraag: Hoe kan het NGI zelf innovatie stimuleren?
Ingrid: Onze visie is dat de overheid beter kan functioneren door gebruik te maken van geodata bij haar beslissingen. Geodata helpt niet alleen om te weten wie wat doet, maar ook waar. Dit ruimtelijke inzicht is cruciaal voor effectieve besluitvorming.
Wij willen ervoor zorgen dat de overheid betere beslissingen kan nemen door toegang te bieden tot hoogwaardige geodata. Een deel van deze data stellen we zelf samen, omdat wij de enige zijn die de verspreide stukjes informatie bijeenbrengen en controleren op kwaliteit. We investeren in automatische processen om deze data te integreren en op kaart voor te stellen.
Ons doel is om ervoor te zorgen dat beleidsmakers de nodige geodata direct beschikbaar hebben, zonder zelf op zoek te moeten gaan. Dit langetermijn concept vertaalt zich nu naar onze dagelijkse werkzaamheden en investeringen in technologie en kwaliteitscontrole. Zo kunnen we bijdragen aan een efficiëntere en effectievere overheid.